Column

Ik ben fan.
Het is donderdagmiddag.
We gaan aan de lange tafel zitten, voor het avondeten.
Arie staat te kijken waar nog een plekje is.
Ik weet dat hij Hervormd was, en zeg: wacht je soms tot het lampje brandt ?
Hij grinnikt en neemt naast mij plaats.
Anderen kijken verwonderd, en Arie legt het uit: vlak voor de kerkdienst namen vroeger eerst vaste kerkgangers op hun vaste plek plaats, waar ze ook voor betaald hadden.
En vijf minuten vóór aanvang ging het lampje naast de preekstoel aan, en mochten bezoekers kiezen uit de overgebleven plaatsen.
Je zou zeggen, wat maakt het uit waar je zit, maar goed, de mens is ondoorgrondelijk
.
Arie is klaar met zijn uitleg en de anderen zijn sprakeloos.
‘En als je op iemands plek ging zitten?’
‘Ja, dan moest je weg.’
‘Sjongejonge’
‘Nou ja’, zegt Bert, die het woord kerk hoort en een associatie heeft: ‘op het kerkhof heb je ook een vaste plek!’
Geruststellend idee.

De bezoekers hebben beginnende dementie, of zijn wat eenzaam, en soms is ook een partner aanwezig- zo gezellig is het.

Op donderdag is iedereen welkom van 16-20 uur. Er wordt gezamenlijk gekookt, waarbij ik, toegewijd vrijwilliger, onder andere toezie dat de paprikastukjes en de schijfjes champignons min of meer gelijkelijk verdeeld worden over de twee pizzabodems.

De donderdaggroep is niet zo groot, bij het natafelen ontstaan altijd gezamenlijke gesprekken. Dit keer over kleding.

‘Hebben jullie weleens kledingstress?’ vraagt Karin Streuper

Door de aanwezige dames wordt dat wel herkend, al zijn er twee vrouwen die gewoon het bovenste van de stapel kleren van de stoel pakken. Gelukkig, denk ik.

Ik zeg vooral niks, en roer toegewijd, compleet nutteloos, in mijn zwarte koffie.

Hopelijk vraagt Karin mij niks: mijn enige stress heb ik, als ik er achter kom dat al mijn fijne kleren in de was zitten.

Tegenover mij zitten twee vriendinnen, die al maanden het Odensehuis bezoeken.

‘Jij geeft niet om kleding hè, ‘ zegt de ene vriendelijk, terwijl ze mijn ietwat gekreukte overhemdblouse monstert.

‘Nee, zij geeft daar niet om,’ zegt haar vriendin, alsof ik er niet bij zit. ‘Hoe haar haren zitten maakt haar ook niet uit, zie je? Die kinderen hebben een lekker nonchalante moeder.’

Dat klopt.

Ik kan me niet heugen dat hier in huis een strijkijzer gebruikt is – en wij noemen dat vanaf nu gewoon lekker nonchalant.